kostbaar zijn de leugens gesmokkeld over zee levens worden op de koop toe bekocht geld dat koper dat bloed ruikt de wind draait verstrooid om haar as hoe licht licht is gesmoord door ogen die zuchten verlaten door alles behalve water wat nat werd nat gebleven de zee is de bodem is de lucht is het land is de stad is de mens hoe licht licht is zon op zand zon op zand in zonnebrillen de ogen van mijn moeder hoe licht licht is niet dit vagevuur gesticht door wantrouwende rouwenden het verloren verleden niet de schittering van een sigaret in een mond, een tong met heimwee een opgedroogde spraakwaterval hoe licht licht is niet deze straten achter gesloten gordijnen niet het oogwit, wegkijkende ogen niet het oogrood, hallucinaties niet wat half leeft en half vergaat wegkwijnt in de schaduw van het zicht gereduceerd tot geen bericht goed bericht een foto, de auto van een ander een huis in een straat leugens zegevieren waanbeelden vinden hun weg terug over water moeders glimlachen in het graf dat ons land heet “geluk is daar besmettelijk” nederlagen slaan hun ogen neer