Vanmiddag vroeg ik me voor het eerst af waarom ik het hier ook alweer leuk vind. Ik liep van het taalinstituut in Garden City naar huis, een wandeling van minstens een uur en een kwartier. In plaats van mijn gewoonlijke weg langs de Nijl ging ik dit keer binnendoor, via het Tahrirplein naar Ramses street en door naar Shobra. Vanaf een bepaald moment liep er een man aan de overkant van de straat tegelijk met mij op. Hij zag er vriendelijk uit, liep nogal jolig, keek alsof hij me kende. Na een kwartier kwam hij dichterbij lopen en vroeg of hij alsjeblieft met me mocht praten. Ik moest lachen, zo’n beleefde vraag had ik niet verwacht. Hij sprak nauwelijks Engels, complimenteerde me met mijn Arabisch. Hij was scheel en tandarts en woont in de havenstad Suez. Natuurlijk vroeg hij of ik getrouwd was, ik zei dat ik een relatie had, hij wilde weten of het een Egyptenaar was. Op Ramses street scheidden onze wegen, hij vroeg mijn nummer, die ik heb gegeven want dan ben je er maar vanaf. Een nepnummer geven is niet zo eenvoudig omdat ze je meestal waar je bij staat gaan bellen om te zien of het nummer klopt. Inmiddels belt hij trouwens al niet meer.
Op het punt waar we afscheid namen liepen aan alle kanten wegen door elkaar. Er was een markt gaande en overal waar ik keek waren mensen of auto’s. Ik had mezelf die wandeling al zo vaak voor de auto’s moeten gooien, want er zijn nergens aangewezen oversteekplaatsen. Sommige auto’s stoppen extra gewillig voor mij, anderen lijken eerder agressiever te gaan rijden als ze mij zien. Ik kwam op een markt terecht en werd van alle kanten aangesproken. Mijn tas scheurde dus moest ik het onder mijn armen houden. Ik was bang dat mensen dachten dat ik zo krampachtig die tas vasthield omdat ik dacht dat ie gestolen zou worden. Als je erg zelfbewust bent is het hier soms een martelweg. Lopend met mijn tas onder mijn armen, versnellend om alle blikken zo snel mogelijk achter me te laten, zwetend onder mijn leren jas in de zon, mijn oren sluitend voor het gefluit en geroep, vroeg ik me af waarom ik dit ook alweer leuk vind. Op een dag als deze duwen alle opmerkingen en blikken me in mijn schulp terug en loop ik opgejaagd door de stad. Stilstaan is vragen om lastig gevallen te worden, in een café gaan zitten met alleen maar mannen ook. Bij Alm thuis is het donker en koud, maar de blikken zijn tenminste verdwenen.
De volgende dag nam ik voor de eerste keer de metro. Je moet je ticket kopen bij een kantoor en met dat kaartje kun je vervolgens de poortjes door. De man bij wie ik het kaartje kocht lachte om mijn uitspraak van het metrostation. Ondertussen was een man bij een ander hokje druk aan het gebaren dat ik naar hem toe moest komen. Ik begreep het niet, hij deed zo dwingend, en wellicht dat het zo werkt dat je eerst naar het ene hokje toe moet en dan naar het andere. Toen ik bij hem kwam zei hij dat hij ook naar Rod el Farag zou gaan en dat ik kon wachten zodat hij me de weg kon wijzen. Zelf had ik nog niet uitgevonden waar ik heen moest, maar toen ik even stond te wachten zag ik – logischerwijs – het bordje dat mij de richting op wees die ik uit moest. Het was ongemakkelijk om op hem te wachten alsof ik met hem mee zou gaan, vooral omdat verderop drie meiden te kijken en te lachen alsof ze het allemaal allang in de gaten hadden. Het kan ook nooit vanzelf gaan, nooit onopgemerkt blijven. Toen ik bedacht dat ik gewoon weg kon gaan, was hij er al. De man liep met me mee naar de poortjes, ik zei in mijn beste Arabisch dat ik niet met hem zou reizen. Hij vroeg of ik een andere metro moest hebben. Nee, deze metro, maar ik ga niet met je reizen. Bij de poortjes pakte hij mijn arm, vermoedelijk om me naar de poortjes te wijzen, al was er geen mogelijke weg om de poortjes heen. Ik trok mijn arm los maar er kwam geen zinnig woord uit me – verstijven is tot nu toe altijd mijn lichamelijke reactie op dit soort dingen geweest. De man deed een ticket in het poortje en zei dat ik erdoorheen moest gaan, terwijl ik ook een eigen ticket had, maar hij trok me er zo ongeveer doorheen en het was te druk om te aarzelen. Vervolgens liep ik snel de trap af richting het bord ‘ladies only’, zodat ik de man had afgeschud.
In de metro waren er kinderen en hun moeders naar me aan het kijken en aan het lachen. Kinderen kijken altijd alsof ze een aap in de dierentuin zien. Er kwam een bedelend jongetje aan mijn mouw trekken, ik schudde mijn hoofd, sorry maar nee. Hij blijf een tijdje doorgaan tot de vrouw naast mij tegen hem zei dat hij weg moest gaan. Ze nam mij mee aan mijn arm en zette me naast zich neer op een bankje in de metro. Zij was een engel die dan toch naar mij gezonden was, maar ik was al geagiteerd dus gepraat met haar heb ik niet.
Bij Rod el Farag verliet ik de metro en begaf me naar de poortjes. Mijn kaartje werkte niet. Natuurlijk! De man had zijn kaartje voor mij gebruikt en dus was die van mij niet gestempeld. De controleur bij de poortjes riep me naar zich toe. Ik weet niet wat hij allemaal zei, ik legde hem in hakkelend Arabisch uit dat een man zijn ticket had gebruikt om mij erdoorheen te laten en dat die van mij dus niet was gestempeld, maar dat ik het echt had gekocht. Hij zei dat de boete vijftig pond was, ik zei dat ik dat niet ging betalen. Als het mijn eigen fout was geweest had ik makkelijk vijftig pond neergelegd, maar nu zou die oude klootzak het niet voor elkaar krijgen dat ik ook nog een boete moest betalen. Uiteindelijk liet de controleur me door de poortjes gaan samen met een andere vrouw. Ik zei een paar keer dat het me speet. Onderweg naar buiten slikte ik mijn tranen weg, op straat keek ik naar de grond. Het leven is niet alleen rozengeur en maneschijn.
Alm wilde weten hoe de man eruitzag zodat hij hem in elkaar kon slaan. Even later zei hij dat ‘ie met hem te doen heeft. Hij heeft een blauwtje opgelopen, dacht Alm, dat is al genoeg straf. Een blauwtje opgelopen omdat ie een vrouw van minstens dertig jaar jonger probeert mee naar huis te krijgen?! Hoe haal je het in je kop. Daniel vond het ook wel meevallen, misschien dat hij me werkelijk probeerde te helpen. Maar ik vroeg verdomme helemaal nergens om.
In feite is er natuurlijk weinig gebeurd. De tranen kwamen om mezelf. Voor de eerste keer nam ik de metro en natuurlijk kon dat niet normaal gaan. Kijk ik dan zo dom uit mijn ogen? Straal ik naïviteit uit? Ruik ik ernaar? Ziet iedereen om mij heen wat ik niet zie? Het moet me minder interesseren of ik onbeleefd of onaardig ben tegen anderen, zegt Floor. Als je voelt – want ik voel het altijd – dat iets niet volledig in de haak is, dan ga je gewoon weg. Je bent niemand iets verschuldigd en je hebt ook niet de kracht om het leven van vreemdelingen te tekenen, dus het enige zinnige is kiezen voor wat voor jouzelf de beste situatie is.
De beste situatie. Ik ging met Alm eten in Downtown. We haalden linzensoep, pizza met groenten, gevuld deeg met spinazie en falafel. Op het terras van een nabijgelegen café aten we het op, dat mag hier gewoon, vertelde Alm trots. Op de terugweg wilde ik bier meenemen, dat had ik Daniel beloofd. Bij de schaarse drankwinkels die er zijn krijg je altijd zwarte plastic zakken mee, in tegenstelling tot alle witte tasjes die je krijgt bij al het andere wat je koopt, en dus weet heel Cairo direct wat je met je meedraagt. Toen we in de Uber stapten die we besteld hadden, zei de chauffeur dat hij ons niet mee wilde nemen. Meesterbemiddelaar Alm kreeg het voor elkaar dat hij doorreed, maar de sfeer was bedrukt. Hoe vaak moet ik uitleggen dat dingen hier anders werken voordat jullie het snappen? vroeg Alm geïrriteerd. Ik zei dat hij het mij had moeten laten halen, van mij hebben ze toch al geen hoge dunk. Maar dat was het probleem niet volgens hem, het gaat erom dat er überhaupt alcohol in zijn huis is. Soms zegt Alm dat de Egyptische samenleving hypocriet is, want iedereen doet van alles wat god verboden heeft, maar alleen achter gesloten deuren, en o wee als je het te zichtbaar doet. Hij noemt alcohol vergif, en tegelijkertijd drinkt hij er gulzig van. Hij wil dat we aannemen wat hij zegt, maar wij willen het begrijpen.
Ik ben hier niet om het makkelijk te hebben, dus het is allemaal niet zo erg. De disconnectie die ik soms voel met de mensen om me heen probeer ik niet existentieel op te vatten. De laatste tijd ben ik sowieso vaak onaangedaan door wat er gebeurt, maar in Egypte voelt dat voor de eerste keer als een zegen. Mijn geliefden zitten thuis en hier brengt alle wrijving me dichterbij begrip. Matthias zei eens dat je mensen pas echt in hun waarde laat als je ze niet ziet als spiegels van jezelf, waarbij je zoekt naar overeenkomsten, maar als je rekening houdt met het feit dat iemand totaal anders in elkaar zit dan jij. Soms – of meestal? of altijd? – kan je een ander niet begrijpen op basis van jezelf, en bij dat besef begint het afbrokkelen van ‘de waarheid’, het inzicht dat er geen juiste manier is om te zijn en dat je de waarheid niet in pacht hebt. Ik denk daar vaak aan. Voorheen werd ik ofwel eenzaam ofwel boos als ik merkte dat iemand die me na staat iets zei of dacht waar ik me totaal niet mee kon vereenzelvigen. Nu weet ik dat dat mijn eigen tekortkoming is. Hoe ik de dingen zie is niet heilig en iedereen heeft redenen voor wat ie denkt en vindt.
Een paar weken geleden kwam ik met Floor en Eva tot een oplossing voor veel problemen: ga ervanuit dat de ander óók het beste voor heeft met de situatie. Dit gaat niet over elke vreemdeling op straat maar in ieder geval over de mensen waar je een relatie mee hebt en die je vertrouwt. Anderen doen, net als jij, wat hen het beste lijkt. Voor henzelf maar omdat je je tot hen verhoudt ook voor jou. Als je meer het perspectief van de ander in acht neemt worden de dingen vriendelijker, makkelijker, minder pijnlijk. Ook als iemand iets doet wat jij niet zelf zou doen, hoeft dat nog niet te betekenen dat het niet juist is. Iedereen heeft het recht om op z’n eigen manier met dingen om te gaan. Dat idee sluit ook aan op het idee van Matthias: het accepteren van de ander in diens anders-zijn. Maar de andere kant van dezelfde munt is ook dat je zélf durft te zijn hoe je bent. Als jij doet wat goed voelt voor jou, is dat ook het beste voor de situatie, welke situatie dan ook. Hoewel het goed is om anderen proberen te begrijpen, hoef je je niet altijd aan hen aan te passen, want dat doen zij klaarblijkelijk ook niet aan jou.