In het Arabisch bestaat een woord waarmee men de status beschrijft van mensen die ver weg zijn van hun eigen land. Het woord heeft dezelfde wortel als het woord voor ‘vreemd’. Het gaat niet zozeer om heimwee als wel om het gevoel van vervreemding ten opzichte van zowel je nieuwe omgeving als je vertrouwde. Een plek op de wereld – mijn plek op de wereld – is aan het veranderen in mijn afwezigheid. Ik voel het vanbinnen, waar organen zichzelf in bochten wringen, welke kant ga je op? Ik hang tussen werelden, de koorden waar ik op dans zijn schaars en lijken eerder te breken dan dat ze in staat zijn ons naar elkaar toe te leiden.
Mijn leven in Amsterdam lijkt een opgeblazen sprookje. Hypocrisie is geen basis om iets op te bouwen en dus zie ik alleen nog maar hoe we glijdend op een bubbel door het leven gaan, steeds weer afzakkend en onszelf steeds weer met moeite omhoog hijsend. Wat zijn we geciviliseerd, zoals we onze families verwaarlozen en onze ogen vullen met kleren en eten. Wat zijn we geciviliseerd, zoals we misdaden slechts erkennen wanneer de vervaldatum verstreken is en zoals we alle nieuwe koeien de sloot in schuiven. Wat zijn we geciviliseerd, zoals we onze handen voor onze monden slaan van verafschuwing als we het nieuws lezen en zoals de verafschuwing moeiteloos overgaat in een gaap die ons terug in slaap duwt. Wat zijn we geciviliseerd, zoals we moeiteloos aannemen dat witte mensen uit Oekraïne wel net zo goed als wij moeten zijn maar al die bebaarde mannen uit het Midden-Oosten geboren zijn om bloed te willen zien stromen.
Ook mijn nieuwe omgeving is vervreemdend, want de ervaringen van de mensen hier zijn zo verschillend van die van mij. Ze vertellen mij hun verhalen omdat ik een stem heb en hun stem overal gedempt wordt. Maar aan het einde van de dag zijn zij het die de verhalen moeten vertellen. Ze vertrouwen mij verantwoordelijkheid toe, maar het gaat hier om een volk, een volk. Ik kan jullie niet dragen. Wie ben ik om te pretenderen dat ik jullie dragen zal? Ik weet niet eens hoe jullie jezelf nog kunnen dragen.
Wees niet bang dat ze verloren hebben, zei Moataz. Zij weten dat ze gewonnen hebben want ze vinden vrede in hun god. Jij hebt je geld ingezet op dit leven, zij zetten het in op het hiernamaals. Wat als zij het mis hebben? Wat als jij het mis hebt? Jij kan je leven leven, want jij hebt een andere keuze gemaakt dan zij. Maar weet dat het nooit te laat is om je geld ergens anders op in te zetten.
Jij denkt dat het leven lang is, maar het leven is kort, zegt Basel. Het leven hierna is lang, maar het is duur. Je geld inzetten op het hiernamaals is niet makkelijk. Voor een diploma moet je leren, een universiteit kun je niet omkopen. Om journalist te worden, moet je leren. Alles in het leven is een test. Jij bent een test voor mij, en ik voor jou. De pijn op mijn tong is een test. Ontslagen worden is een test. Feesten is een test. De mensen hier ondergaan de bezetting als een test, en dat is waarom ze het blijven dragen. Allah geeft niemand iets wat hij of zij niet dragen kan.
Afgelopen zaterdag waren we in Kiryat Arba, een settlement aan de rand van Hebron. Er kwam een groep settlers voorbij, jonge jongens, niet ouder dan zestien. Ze werden geschermd door een groep soldaten en een legerauto. Gezichten met bengelende krullen eromheen keken ons vuil aan en even verderop spuugden ze naar een Palestijn die op de drempel van zijn huis zat. Toen wij langs de desbetreffende Palestijn liepen zagen we hem onverstaanbaar mompelen en naar de settlers wijzen. Het was een man met een spraakgebrek. De settlers spuugden op een man die zichzelf niet eens met woorden verdedigen kan.
Dicht bij de Ibrahimi moskee groette een settler ons welkom in zijn land. ‘Welkom?’ zei Badia, onze Palestijnse gids. ‘Hoe kun je ons welkom heten als ik als Palestijn niet eens dezelfde paden mag belopen als jij?’ ‘’We zijn allemaal kinderen van Abraham,’’ zei de settler. ‘Dat weet ik, en toch leef je daar zelf niet naar, want mijn volk is verdreven en wordt elke dag vernederd.’ De settler zei iets over dat hijzelf ook vernederd wordt, maar ondertussen werd hij beschermd door een groep soldaten en was het Badia die moest vertrekken. ‘’Het belangrijkste is dat we gelukkig zijn,’’ zei hij nog. Niets tastbaars in de wereld hechtte zich aan zijn woorden, ze vielen in de leegte. Geluk vat geen leven zonder zuurstof.
Ook de Israëliërs leven in een gevangenis, één die ze zelf hebben gebouwd. Ze omsluiten zichzelf met metershoge muren, prikkeldraad, warmtecamera’s, checkpoints met soldaten met geweren. Wat ooit levendige straten waren met Palestijnse winkels en spelende kinderen zijn nu verlaten straten, waar Israëlische vlaggen eenzaam wapperen in de wind en alleen af en toe jonge mannen over het asfalt rennen als voorbereiding op hun diensttijd in het leger. Hun diensttijd in het leger, waar sommigen vandaan komen met bloedende harten, als ze gefaald hebben hun hart te overgieten met cement. Soms vluchten ze naar het land waar ze vandaan komen. Soms vluchten ze naar de andere kant van de wereld, waar ze zichzelf proberen te wassen met alles wat voor handen is, alvorens terug te keren naar een land waar ze hun treurige lot in hebben gelegd.
Waar zetten we ons geld op in? Ik hou van mensen die van het leven houden. Ik heb omarmd dat we in het leven zijn gegooid, zonder reden, zonder betekenis, en dat we ten overstaan van die betekenisloze leegte onze eigen betekenis creëeren. Ik hou van mensen die zonder referentie naar iets groters proberen uit te vinden wat het juiste is. Ik hou van mensen die het leven tot het uiterste leven leven, ik hou van mensen die het leven uitdagen. Ik hou van het idee dat we samen opgesloten zitten en er het beste van moeten maken.
Ik voel me buitengesloten door alle mensen die hun ogen op de verte richten, de mensen die zich hebben losgewrikt van hetgeen waar ik aan vast zit. ‘Maar ik kom daar toch met jou,’ zegt Basel. ‘Daar komen we weer samen.’ Zolang we ons maar verenigen, zolang we maar samen door het leven lopen, de dood tegemoet en alles wat daarna volgt, of niets wat daarna volgt. Daar zet ik mijn geld op in.