Vanochtend werd ik wakker met de smaak van een ander land in mijn mond. De geur van Egypte, ik herken haar, maar waar ruikt ze naar? Doet het recht aan een geur om te vertellen waar het op lijkt, of waar het door veroorzaakt wordt? De geur in Cairo moet een mengeling zijn van poederig zand dat op je longen slaat, uitlaatgassen, rottend afval, zwerfhonden, het water van de Nijl, zweet, shisha, groene zeep en koffie. Maar ook de parfums en aftershaves van jonge mannen en vrouwen die elkaar proberen te versieren hangt hier in de lucht. Het water van de Nijl ruikt naar alle tien Afrikaanse landen waar het water doorheen stroomde voor het hier in mijn zichtveld verscheen. En dan is er nog de zon, die genadeloos alles op haar weg opwarmt en omvormt en omsmelt tot het nergens meer naar terug te leiden is. Een geur laat zich moeilijk denken.
De Nijl straalt genoegzaam onder de winterzon. Het oneindige blauw van de lucht is bestippeld met wolkjes die gemoedelijk boven onze hoofden hangen. Alles ziet er vriendelijk uit vandaag. Onder mijn jas en mijn blouse en mijn hemd zweet ik, maar het is nog alleszins draaglijk. Mijn slaapplaats ligt in de wijk Shobry. Of het er arm is kan ik moeilijk zeggen, het ziet er hier al gauw armoedig uit voor wie de orde van Nederland gewend is, maar wat je van de buitenkant ziet is de binnenkant niet. De straten zijn slecht, auto’s hobbelen op hun velgen, een hele hoop zwerfhonden liggen rustig te slapen aan de kant van de weg, door gewenning ongestoord door de stemmen van auto’s en mensen. Koffietentjes bestaan uit oude stoelen op een zanderige stoep met halve glaasjes sterke thee en koffie eromheen. Oude mensen op stoelen en stoepen hebben afgeleefde hoofden en tandeloze monden. Jongens hebben nieuwsgierige ogen, mannen kijken dromerig, vrouwen schamperen.
Vrouwen! Hoe makkelijk het is om contact te maken met mannen, zo moeilijk is het met vrouwen. Er zitten drie vrouwen van een jaar of veertig naast elkaar voor een tafel met broden. Ze stoten elkaar aan, glimlachen naar me, ‘hello’ zeggen ze, en beginnen met elkaar te lachen. Wat denken ze van me? Ik geloof dat dat mijn grootste zorg is. Kijken ze op me neer, denken ze dat ik opzettelijk aandacht van mannen probeer te trekken, voelen ze afgunst of juist minachting, respecteren ze mij of vinden ze me vooral haram? Ik moet met ze praten, zegt mijn vader dan. Het komt, het komt, ik ben nog even aan het acclimatiseren.
Op de brug die naar Zamalek loopt passeer ik een Europees uitziend meisje. Ze kijkt strak naar de stoep, ik weet wat ze voelt. Als ze mij ziet glimlacht ze even. Het is niet gemakkelijk de juiste houding aan te nemen. Toen ik eerder in Egypte was woedde er een continue strijd in mij. Ik wil open zijn, ik lach graag naar mensen, kijk ze het liefst in hun ogen. Maar voor je het weet worden je blikken verkeerd opgevat of wordt er onophoudelijk naar je getoeterd. Marthe en ik werden steeds onaardiger naar de buitenwereld, wat ons weliswaar minder vaak in ongemakkelijke situaties bracht maar waardoor we ook regelmatig mensen negeerden die het juist goed met ons voor hadden. Zo ook vanochtend. Ik loop het appartement uit, de hoek van de straat om. Op de hoek zitten drie mannen die iets roepen, het lijkt eerder Noors dan Engels of Arabisch. ‘Feloot, feloot’ versta ik. Ik negeer het, blik op oneindig. Even later zie ik dat ik omringd ben door een hek dat aan het gebouw vastzit en waar ik met geen mogelijkheid omheen kan, behalve door terug te gaan. De mannen houden hun handen omhoog, ze lachen, ik lach terug. Mijn walk of shame.
Inmiddels ben ik op Zamalek in boekwinkel Diwan beland om koffie te drinken en mijn blog te schrijven. Ik ken het van jaren geleden, veranderd is het niet. Een oase van rust klinkt nogal cliché maar een betere omschrijving is er niet. Een groot deel van de boeken is Arabisch, een ander deel Engels. Er komen expats, studenten en vermoedelijk rijke mensen. Een man in gallabiya koopt een enorme koran, een ander koopt het nieuwe boek van Sally Rooney. Ik krijg Turkse koffie waarvan de helft bestaat uit koffiedrab. Buiten staat het verkeer vast, zoals altijd op de 16th of July Corridor. De mensen toeteren nog altijd en nog altijd gaat niemand er sneller van rijden. Wellicht dat ik binnenkort mijn toevlucht niet meer hoef te vinden in deze westers aandoende boekwinkel, dan spreekt het ritme van mijn ziel luider dan de toeters van de stad.