Op alle twee de afspraken die ik tot nu toe heb gehad, kwam ik te laat. Het verkeer lijkt hier altijd en overal vast te staan, hoe hard de taxi ook probeert andere wegen te vinden om de Nile Corniche – de weg die direct naast de Nijl loopt – te ontwijken. Eergisteren was ik uitgenodigd voor ‘lunch’ om half zes bij Gamal en zijn familie thuis. Rond kwart over zes was ik er pas. Vier jaar geleden ontmoette ik Gamal bij het instituut waar ik studeerde. Ik hielp hem met Nederlands en hij mij met Arabisch. Hij woont in Doqi, vlakbij Zohairy Hospital, op de twaalfde verdieping. Vanuit daar heb je prachtig uitzicht op de Nijl en een groot deel van de stad. Op de weg erheen ben ik afgezet door de Uber-chauffeur omdat hij me cash liet betalen terwijl er ondertussen geld afgeschreven werd via de Uber-app. De man zag eruit alsof hij al dagen niet geslapen had en er was geen gesprek met hem aan te knopen. Ik heb nog gezegd dat hij een goede chauffeur was, maar het bracht hem schijnbaar niet van zijn snode plannen af.
Gamal heeft een zoon van vijftien die erg verlegen is en onverstaanbaar praat, en een dochter van twaalf die al vlekkeloos Engels spreekt en honderduit met me kletste. Ze heeft me haar oude kinderboeken gegeven om te oefenen. Dat is het liefste gebaar wat ik tot nu toe heb gehad.
Mijn dagen worden nog gekenmerkt door beginnersfouten. Ik vergat Gamal mede te delen dat ik vegetariër ben. Als gast kreeg ik de beste stukken lam en kip op mijn bord geduwd, en er was geen enkele mogelijkheid om beleefd te weigeren. Maar mijn maag sloeg niet op hol en het smaakte best goed; m3laesh (het is niet zo erg). Ook de schoonbroer van Gamal schoof aan. Hij is docent Arabisch en laste tijd in voor een volledig Arabisch gesprek. Rustig aan, neem de tijd, zegt hij, het hoeft niet snel. Hij heeft me zijn lesboeken gestuurd en ik mag hem alles vragen. Omdat hij ook in Shobra woont bracht hij me naar huis. Handige vrienden. Onderweg luisterden we mahradjan muziek en Amr Diab. ’s Avonds door Cairo rijden is als een droom.
Vandaag kwam ik te laat bij mijn eerste Arabisch les bij de Arab Academy in Garden City. De taxichauffeur ontblootte zijn rotte tanden en vroeg me of ik al getrouwd was. Ik bevestigde dat. Jammer, zei hij. Hoe haal je het in je ouwe kop, denk ik dan. De lessen waren voorbij voor ik met mijn ogen knipperde. Elke les duurt vijftig minuten en wordt gegeven door een andere docent. Iedereen is extreem lief. Ik voel alles wat ik ooit geleerd heb losweken in mijn hoofd, over niet al te lang ben ik opgewarmd.
Gisteravond ging ik met Alm, zijn zusje Nahla, Andrew en Arno naar Khan el-Khalili – de grote markt met kleine straatjes waar je alles kunt vinden wat je je voorstelt bij de sprookjes van Duizend-en-één nacht. Andrew en Arno wonen in hetzelfde gebouw als waar ik verblijf en hadden van alles nodig voor hun interieur – ramadankleden voor aan de wand, een bank, een tafel, een lamp en een shishapijp. Alles in Cairo voelt kalmer deze keer. Ik heb een manier gevonden aardig te kijken zonder in te gaan op de opmerkingen die ik krijg.
Omdat ik niets nodig had, kon ik rustig observeren. Afdingen is een spelletje waar beide kanten plezier aan beleven, dat zie je aan de ondeugende ogen van de gegadigden. Egyptenaren komen beleefder over dan wat ik gewend ben, ze noemen elkaar habibi en pasha en bedanken elkaar uitvoerig. Als je naar de weg vraagt krijg je zonder meer een extreem gedetailleerde uitleg en komen er drie andere mannen omheen staan om te helpen. Mensen toeteren om zichzelf aan te kondigen, maar motorrijders en tuktuk-chauffeurs houden hun handen vaak onophoudelijk op de claxon. Misschien kost dat minder moeite dan het steeds in te drukken en los te laten. Als ik met een man loop word ik niet lastiggevallen, want voor een man heb je respect. Mensen vragen of ik uit Oekraïne kom.
In dit land voel ik me weer een kind. Misschien is dat het gevoel wat alle reizigers najagen. Wat je geleerd hebt, waar je aan gewend bent geraakt, wat je als normaal beschouwde wordt hier onderuit geschopt. Alles wat bekend is komt op losse schroeven te staan omdat je beseft dat wat je geleerd hebt niet de enige waarheid is, dat mensen op andere plekken totaal andere dingen doen en andere keuzes maken. Er is niet één logische weg, er is niet één manier waarop het leven in elkaar ‘hoort’ te zitten, er is niet één ‘juiste’ manier om een samenleving in te richten.
Neem het verkeer hier: er lijken geen regels te gelden, men communiceert slechts door te toeteren en inhalen mag van alle kanten. De deuren van bussen zijn open, soms zijn ze er niet eens, en uit die deuropeningen hangen mensen. Aan gordels wordt niet gedaan. Jongens fietsen met enorme platen broden op hun hoofd kriskras tussen het razende verkeer door. Wanneer er een botsing is wordt het conflict opgelost door de dader flink in elkaar te slaan.
Neem de straten: winkels zijn dag en nacht geopend, kinderen dwalen na twaalven door de stegen, geiten en ezels grazen midden in de stad, overal lopen zwerfhonden, afval wordt op hopen neergegooid. In Nederland hangt alles aan elkaar met regels, wat resulteert in een allesomvattende, ordelijke saaiheid. Hier gebeuren tenminste dingen, je ontsnapt ternauwernood aan de dood als je de straat oversteekt, men schreeuwt, men is verlegen, men maakt ruzie.
Ik ben aan het romantiseren. Natuurlijk zijn er heel veel problemen in dit land en veel van de bovengenoemde verschillen zou je terug kunnen leiden tot neokoloniale structuren en de bijkomende armoede. Toch geloof ik niet dat wanneer Egypte even rijk als Nederland was geweest, het er ook maar in de verste verte op had geleken. Dat besef maakt me nederig.