Joke Hermsen schrijft over de windstilte van de ziel. Pas als we de tijd die door mensen is bedacht, bepaald is voor de hele wereld en zich van geen individu iets aantrekt, buiten onze wegen laten, achterwege laten, pas dan kan de ziel spreken. Niemand heeft baat bij haast, de ziel laat zich niet kisten of bevelen, ze klapt dicht en onttrekt haar parel aan je zicht.
De komende maanden wil ik de tijd nemen. Observeren, zitten, staren, de tijd weg mijmeren, dagdromen, af en toe wat schrijven. Op het eerste gezicht zou je niet zeggen dat Cairo zich daarvoor leent. De wegen staan constant vol met auto’s die ergens heen lijken te gaan, er wordt getoeterd, overal zijn mensen die dingen willen, eten zoeken, de zon proberen te ontwijken. Maar tussen de lijnen door verschilt het ritme van de mensen van dat van de auto’s, van hun eigen bewegingen, van hun eigen geschreeuw. Dit hele drukdoenerij lijkt een spelletje te zijn. Chauffeurs toeteren alsof ze in een computergame zitten, mensen schreeuwen zonder boos te zijn, roken zonder stress te hebben, lopen zonder vaste tred, en als je ze iets vraagt hebben ze alle tijd. Mannen zitten uren in koffiehuizen, de buaabs slijten de tijd voor hun gebouwen, mensen rijden in auto’s die niet specifiek ergens heengaan. In een samenleving die minder geautomatiseerd is, waar de productie lager ligt en de verwachtingen daarvan ook, zijn mensen allicht meer gewend te luisteren naar hun eigen ritme. Mijn host Alm ergert zich daaraan. ‘Mensen die hier iets willen, worden aan alle kanten afgeremd,’ zei hij. Nee, walhalla zul je hier niet vinden, je komt altijd weer terug op de middenweg.