Vertrouwen

Soms is het hier donker. Ik ben ziek en er zijn geen ouders om me beschuit met hagelslag en thee te geven. Er is geen Jilt die naar de supermarkt gaat om alles te halen wat ik wil en daarna films met me kijkt. Als je gaat reizen maak je ook de keuze om het tijdelijk te stellen zonder mensen die voor je door het vuur gaan. Al vind je ook weer nieuwe. Carme geeft me haar thermometer en paracetamols. Andrew en Arnaud geven me watermeloen en vertellen me dat ik te veel paracetamol genomen heb en moet uitkijken. Alm knuffelt me terwijl ik zweet en huil. Ik ben gek op deze mensen. Ze zijn allemaal zo gepassioneerd en lief. Als je zo intens met elkaar optrekt ga je snel van elkaar houden. Het feit dat we ons toevalligerwijs allemaal híer bevinden verzacht onderlinge verschillen, niet omdat je minder kritisch bent maar omdat je weet dat een heel belangrijk onderdeel van jezelf ook in de ander te vinden is.

Ik merk dat ik toegeeflijker ben naar andere mensen, ik kan het beter accepteren dat andere mensen anders denken en ik vind het ook mooi. Het enige gevaar is dat je je eigen overtuigingen verliest in de glijdende schaal van conditionering. Als je andere mensen begrijpt in hun standpunt omdat ze nu eenmaal uit een andere cultuur komen, ga je dan nog voor je eigen standpunten op de bühne staan? Hebben discussies zin als je ‘nu eenmaal anders bent’? 

Een paar dagen geleden verzorgden Alm, Aldo en ik souhour (de maaltijd die je tijdens de ramadan rond 03:00 eet) voor alle buaabs die in de nacht werken. We maakten baba ghanough, sambousa, foul, eieren, kaas met tomaat en kochten falafel, brood en yoghurt. Staand rondom het bureau van de buaabs aten we de maaltijd. De mannen raakten verzonken in het eten, voor even werd er niet veel gesproken, tot het tijd was voor sigaretten. Magdy, een van de buaabs, nodigde ons uit voor iftar de volgende dag in zijn huis. We accepteerden het aanbod en de volgende dag reden we naar Imbaba, de wijk aan de overkant van de Nijl, niet ver van ons vandaan. Imbaba heeft veel weg van Shobra maar is er nog iets slechter aan toe. De wegen zijn grotendeels onverhard, het stinkt er naar geiten en afval, het is er drukker en grauwer. Maar het is er ook mooi, vol leven, op geen enkele manier vergelijkbaar met de stille doodsheid van wijken in Nederland. We kwamen veel te laat, zoals altijd, maar op Magdy’s gezicht was geen spoor van ongeduld te herkennen. Ik ben hier minder bang dat mensen gefrustreerd, kwaad of ongeduldig zijn, want je weet dat alle beproevingen worden gezien als uitdagingen van god, en de kunst is ze zo lijdzaam mogelijk te ondergaan. 

Magdy stond ons op te wachten in zijn witte galabiya die nog witter werd door de zandkleurige omgeving. Aldo en Josefien kwamen kort na ons aan, en met z’n vijven liepen we door smalle straten naar Magdy’s huis. Een nederig stulpje, een bed in de woonkamer, een klein keukentje. Ik vond het heerlijk dat hij ons hier uitnodigde, vermoedelijk verwacht hij bij ons een veel luxeuzer leven dan dit, en toch liet hij met trots zijn huis zien, zijn huis, zijn wijk, zijn stad. We aten met Magdy en zijn zoon. De verloofde van zijn zoon (beiden niet ouder dan twintig) kookte samen met haar schoonmoeder, Magdy’s vrouw. De laatste was tot op haar ogen volledig gesluierd maar ze lachte gul en toen ik de afwas naar de keuken bracht zag ik haar even zonder al het zwart voor haar gezicht, wat ik ervaarde als een soort eer.

We aten typisch Egyptisch, mahshi (mijn lievelings), rijst, molokhia, salade en kip. De kip werd alleen door Aldo gegeten, tot teleurstelling van de gastheer, we hadden hem natuurlijk moeten vertellen dat we geen vlees aten. Magdy bleef ons aansporen te eten, maar hoeveel je ook eet, je eet nooit genoeg. Na het eten gaf hij me sigaretten, we rookten samen, in de rook leeft een band. Ik praatte met Magdy’s zoon, die geen woord Engels kon. Zijn moeder leest koffiedrab, bij hem had ze gelezen dat hij een tweede vrouw in zijn leven zal hebben. Ik lachte, noemde het slecht, aan één heb je toch genoeg! Ik vroeg me af waarom een moeder zoiets tegen zijn zoon zou zeggen, maar misschien was dat een teken van haar authenticiteit, tegen beter weten in was dat nu eenmaal wat er te lezen viel. Of misschien is het de typische liefde van een moeder voor haar zoon, een moeder die wil dat hij nooit iets tekort komt. Bij mij zag ze vele paden, vele mogelijke paden, en een toekomstige full-timebaan. Mijn hart is heel wit, en ze zag dat ik zou gaan naar plekken aan de zee. Ik vertrok diezelfde avond naar Dahab, ze had gelijk. 

Het idee van vertrekken doet pijn. Alles is hier nu vertrouwd, de buaabs voor de deur, vooral Sarhaan en Magdy, mijn lievelingsbuaab, Alms familie die er altijd is, de straat met spelende kinderen en de verkoper met glimmende ogen, de vrienden die bij ons Catan komen spelen, de vrienden die ons uitnodigen voor feluka’s en iftars, de vrienden die ik zie bij ons stamcafé Halawa, de zwaaiende vrouwen bij de kiosks in de buurt, de jongen bij de groentekraam die altijd op me afsprint als ik fruit en groente kom kopen. Zo zie je maar hoe makkelijk je een leven opbouwt, hoe makkelijk je wortels zaait, hoe lief de mensen zijn omdat ze gezamenlijk hun armen voor je openen en zich met hen laten vereenzelvigen.

Soms ben ik mezelf kwijt. Als je aan de lopende band nieuwe mensen ontmoet ben je jezelf constant op een visitekaartje aan het presenteren, maar wie ben ik dan en wie wil ik zijn? Mijn sociale batterij raakt op, praten lijkt soms zo zinloos, zo vermoeiend. Maar aan de mensen waar ik me mee omring ligt het niet, ik kan in hen opgaan, als ik naar ze kijk voel ik dat het goed is, want dat je jezelf soms kwijtraakt betekent niet dat anderen je kwijtraken. Zij zien je vaak helderder dan je jezelf ziet, en daar moet je soms gewoon op vertrouwen. 

Geef een reactie