Hoeveel mensen die op elke andere dag naast mij in de bus hadden gezeten staan nu met hun voeten op nieuwe gronden? De stad vult alle gaten op. Waar ik mijn fiets parkeerde staat een scooter en waar ik uit het raam van de bus keek zit een oude vrouw bij te komen van haar sprintje naar de halte. In de cafés waar ik heenga is geen plekje te bekennen. Mijn lievelingsbier is er uitverkocht, zonder dat ik ervan heb gedronken. Het ijs sluit zich om de groeven heen, het water strijkt zichzelf glad, de woorden van een ander vullen het gesprek.
Ik zit voor de laatste keer in de bus. Niemand speelt mee met de gewichtigheid van de busreis, de chauffeur glimlacht doodgewoon, de mensen bellen door, de lucht blijft grijs. Ik probeer me voor de geest te halen hoe het uitzicht zal veranderen. Door zand gekleurde gebouwen, warmte die je op de weg ziet hangen, elektriciteitsdraden gedrapeerd als sieraden over de straten, mensen die shisha roken. Mijn buik voelt alsof ik in een achtbaan zit. Op elke drempel schudt de bus mijn vlinders door elkaar. De kunst van het reizen is houden van het gevoel niet te weten wat je te wachten staat en vertrouwen dat wat goed is, gebeuren gaat.
Op Schiphol word ik aangevlogen door een wirwar van verhaallijnen. Een moment gaan ze hand in hand, geen haan die ernaar kraait, en even later worden ze kriskras over de wereld gesponnen. Mijn moeder huilt, Floor huilt, onbekenden huilen. Ook ik begrijp de gewichtigheid van mijn eigen momenten vaak niet, maar zo erg is dat niet, verzekert Floor mij. Ik word in beslag genomen door de dingen die gedaan moeten worden – familiebezoeken afleggen, vrienden knuffelen, kleren uitzoeken, tassen inpakken, een heenkomen regelen. Nu loop ik door Schiphol, over een paar uur ben ik op een plek waar geen vertrouwd touw aan vast te knopen is. In mijn hoofd probeer ik daar te zijn, al is dat precies wat ik me voorgenomen had niet te doen, want er is geen ander moment dan nu.
Nu. Ik zit naast Amalawa Max Ogbomo uit Nigeria. Hij stapt over in Cairo, stapte over in Amsterdam. ‘Ga je over me schrijven?’ vraagt hij, ‘de man die je nooit meer zult zien.’ Hij gelooft in voorbestemming. Als ik zeg dat elk moment dan wel verdomd gewichtig moet zijn, lacht hij. Is hij voorbestemd om deze uren naast mij te zitten en wat zou hij daar dan van moeten leren? Hij vraagt om een filosofische uitleg van waarom God volgens mij niet bestaat. De stewardessen rennen zowat door het gangpad heen. We moeten onze ramen sluiten zodat mensen hun films beter kunnen zien. Ik weiger. Ik heb betaald om aan het raam te zitten. Buiten ligt al een hele poos sneeuw. Zoeven vlogen we nog boven Zurich, nu al bijna bij Sarajevo. De bergen liggen te glinsteren in de zon. De wereld is heerlijk.
Ik had moeten betalen voor een vegetarische maaltijd. Het enige wat ik krijg zijn uitgedroogde stukjes komkommer en een chemisch chocoladegebakje. Max is teleurgesteld dat we geen alcohol kunnen drinken aan boord. Hij had beter een andere vliegmaatschappij kunnen nemen, grinnikt hij. Maar dit was toch voorbestemd?