We zijn in Jericho bij een zwemplaats. Ergens uit de snikhete bergen komt een riviertje naar beneden gestroomd dat de oevers om heeft getoverd tot bamboebossen die op hun beurt de mensen uit de zon houden. Palestijnse families hebben er hun hele hebben en houwen naartoe gesleept. Ze zitten op stoelen in het water, omringd door kinderen die elkaar met water besproeien en zichzelf dolgelukkig in het water laten vallen. Er worden barbecues klaargemaakt om vlees op te leggen, er staan waterpijpen langs de kant, sommige vrouwen zwemmen met al hun kleren aan. Wij dalen neer op een beschut plekje om salade te eten. Ik heb mijn bikini meegenomen maar geen denken aan dat ik hier in een bikini ga zwemmen. Ik doe de Palestijnse vrouwen na en dompel mezelf in het water met al mijn kleren aan. Later die dag ben ik mezelf daar dankbaar voor, want het is veertig graden en elk briesje voelt tien keer zo koel aan als je natte kleren hebt.
Na een poosje lopen we terug naar de auto. Daarvoor moeten we over rotsen klimmen en door het water heen. In de verte horen we een motor aankomen die door het water en over de rotsen probeert te gaan. Het gaat nogal moeilijk en maakt een hoop lawaai. Direct nadat de motor de hoek om komt en in ons zichtveld verschijnt, komen er vijf Israëlische jongemannen de hoek om. Twee van hen hebben M-16’s om hun nek. De geweren bedekken bijna de helft van hun lichaam en slingeren losjes om hun schouders heen. Ik kijk de mannen in hun ogen. Ze willen eens even laten zien wie hier de baas is. Maar welk jongensspelletje zijn zij uitgelopen? De Palestijnen om ons heen vallen stil. Ik probeer te zien of mijn verbijstering een echo heeft, maar Palestijnen zijn gewend dit soort dingen te zien. De mensen kijken niet zozeer verbijsterd als wel schuchter: probeer nooit op te vallen.
Probeer nooit op te vallen want als je ruzie krijgt met een Israëliër komt niemand je helpen. Israëliërs mogen naar hartenlust wapens aanschaffen en met zich meedragen, maar voor Palestijnen zijn wapens strikt verboden. Moet je je voorstellen dat er in Nederland doodgewone mannen op je af lopen met gigantische machinegeweren om hun schouders, op een plek waar kinderen rondspringen in het water. Ik ben blij dat we weggaan. Als je bij zulke mensen in de buurt bent heb je het gevoel dat elke beweging – of elke oogopslag – een verkeerde zou kunnen zijn. Veel mensen zullen nu hun spullen pakken en er vandoor gaan omdat ze bang zijn voor gedoe, zegt Basel. Settlers vermoorden zo vaak mensen, en in dit gebied is geen Palestijnse politie aanwezig. Enkel Israëlische soldaten, en we weten aan welke kant zij staan.
Alles went. Maar ik wil mijn hart openhouden, ik wil niet wennen want als ik wen geef ik me gewonnen. Als je ergens aan went accepteer je het als de status quo. Enfin, niet dat zoiets wennen kan. Ook de Palestijnen die niet meer om elke dode huilen en niet meer opkijken van Israëliërs met geweren dragen elke dag hun verdriet om hun schouders en hun frustratie om hun nek. Het leven hier is ingericht met verdriet, soms slaapt het in de rimpels op een gezicht, soms ligt het verscholen achter geweren die op T-shirts zijn gedrukt, soms spreekt het uit de foto’s van ‘martelaren’ die in winkels of in auto’s hangen, soms klinkt het uit de speakers, vervoerd door stemmen die spreken van vroeger en gebroken moeders. Geluk heeft hier maar beperkt de ruimte, en in die ruimte floreert het evenmin als vrijheid dat in beperkte ruimte doet.
Een van de jongens die Engelse en Arabische lesgeeft bij het centrum waar ik vrijwilligerswerk doe, heeft zijn nichtje en twee neven – 15, 16 en 17 – voor zijn ogen doodgeschoten zien worden. Hij woont als enige nog in een straat in het oude centrum van Hebron, een straat die volledig is overgenomen door settlers. Toen soldaten het huis binnenvielen om het huis te claimen, gooiden zijn neven en nichten stenen naar hen toe. Dat moesten ze betalen met hun eigen leven.
Een journalist kreeg een posttraumatische stressstoornis door zijn werk. Op een dag zag hoe hij een Israëlische settler werd doodgereden door een Palestijn in een truck. Ik ben vergeten wat precies voorgevallen was, maar er was een conflict gaande bij de ingang van een checkpoint en er waren settlers bij betrokken. De Israëlische soldaten schoten de settler die doodgereden werd niet te hulp, omdat ze niet door hadden dat het een settler was. Ze dachten dat de Palestijnen mooi elkaar aan het bevechten waren. Toen ze na het ongeval hun post verlieten en de boel kwamen inspecteren, zagen ze dat de doodgereden man een Israëlische identiteitskaart op zijn lichaam droeg.
Israëlische soldaten die hadden toegekeken hoe een van hun eigen burgers doodgereden werd en niets deden. Dat is geen verhaal om mee thuis te komen. Een van de soldaten verlangde wraak en begon met zijn geweer in het rond te schieten op elke Palestijn die zich in zijn zichtveld bevond. Dat waren er niet veel meer, sterker nog, er waren er maar twee: de journalist en zijn collega. De kogels vlogen hen om de oren. Een jaar geleden was de journalist door een Israëlische soldaat door zijn knie geschoten – de kogel zit er nog steeds – dus het rennen ging niet makkelijk. Het geluk was dat de soldaat zich door zijn woede niet kon focussen. De journalist en zijn collega ontkwamen, maar waren nog nooit zo bang geweest.
Vorige week zaten we in de service taxi van Nablus terug naar Hebron. Links in het raam aan de voorkant van de autobus hing een foto van een jonge man. Het was de broer van de chauffeur, een ‘martelaar’. Op een dag was zijn broer in het huis van zijn moeder. Bouwvakkers waren bezig een tweede verdieping te bouwen waar de broer zou gaan wonen. De broer was de enige van de familie die thuis was. Toen hij in de verte settlers aan zag komen lopen, instrueerde hij de bouwvakkers naar huis te gaan. Als enige bleef hij over en sloot zich op in het huis. De settlers waren bewapend met pistolen. De broer gooide stenen vanaf het dak en verschuilde zich daar. Maar een van de settlers zag de schouder van de broer ergens achter vandaan steken en schoot hem neer.
De kogel ging van de rechterkant van zijn schouder dwars door naar de linkerkant van zijn schouder. Pas na veertig minuten lieten de settlers toe dat hij naar het ziekenhuis gebracht werd, maar het was al te laat. Hoe kan je in slaap komen als je ’s avonds in bed, wanneer de activiteiten van de dag volbracht zijn en de mensen zijn verdwenen, niet anders kan doen dan denken aan hoeveel angst je broer heeft gevoeld toen hij daar in zijn eentje op het dak van een huis verscholen zat, terwijl settlers je dood proberen te schieten? Hoe eenzaam moet hij zich hebben gevoeld toen hij veertig minuten lang op de grond in de zon lag terwijl het bloed uit zijn lichaam gulpte en niemand hem kwam helpen? De chauffeur zei tegen ons: iedereen wil hier weg, en jullie komen hier juist naartoe. Waarom in hemelsnaam?